Pagina's

woensdag 25 mei 2011

Retrouvé

Je had kort donker haar, je droeg een sarong met slippers en je had altijd een wantrouwende blik in je niet-accomoderende ogen. Handen geven daar deed je, Bad Religion “Shun the handshake”-style, niet aan. SDNS, initialen waarbij ik altijd moest denken aan de Franse spoorwegmaatschappij. Iedereen was gek, behalve jij. Ik was de enige die durfde op te merken dat jij desondanks ook op de PAAZ was opgenomen. “That was a mistake” zei je, maar erg overtuigd klonk je niet. Je zou daarna nooit meer afgeven op “the crazies”.

Waar ik braaf hele epistels in mijn dagverslag schreef en me vol enthousiasme van therapiegroepje naar therapiegroepje begaf in de hoop dat ik zou ‘genezen’ (waarvan was niet duidelijk, men kon het al niet eens worden over wat mij mankeerde), verzette je je tegen alles. De enige activiteit waar je vrijwillig en zonder morren aan deelnam, was het wekelijkse zwemuurtje. Zwemmen deed je nauwelijks: je hing de ideale kleinzoon uit tegenover de aanwezige bejaarden en staarde me minutenlang recht aan terwijl we in de whirlpool zaten. Niet geïntimideerd keek ik terug, elke week langer. Ik oefende: staarde mezelf minutenlang in de ogen voor de spiegel terwijl ik mijn plié - relevé’s deed. Na een paar weken knipperde ik niet eens meer als mijn teennagels spatten.

Natuurlijk was ik bang voor je, maar niet voor de dingen die de anderen eng vonden. Je geschreeuw en gescheld, je valsheid in drie talen, het feit dat je inbrak in mijn kamer en op de vensterbank tegenover mijn bed zat als ik wakker werd (“Good morning princess, dreamed of me?”): ik was er niet van onder de indruk. Achteraf gezien vraag ik me af of dat fatalisme of conditionering is geweest. Waar ik wel bang voor was? Je overgemediceerde, psychopate blik op sommige momenten. Het feit dat je getraind was in krav maga. En vooral de combinatie van beide.

Ik verkeerde in een uitzonderingspositie en ik wist het. “The ballerina scares me. She’s got this fearlessness. Like a suicide terrorist!” had je tegen A. gezegd; ik had het toevallig gehoord. Ook was je op haast kinderlijke wijze gefascineerd door mijn fysieke kracht: hoe lang kon ik op één spitz blijven staan? Hoe vaak kon ik me met één arm opdrukken? Kon ik werkelijk in slow motion mijn been optillen en je vervolgens heel beheerst op je hoofd tikken?

Het contact tussen ons had op sommige dagen vaag iets weg van vriendschap. Je vertelde me je geschiedenis, je breekpunt, hoe je hier terechtgekomen was. Waarom je je zo gedroeg. Wat er met je ogen was. Op andere dagen zaten we urenlang zwijgend cartoons te kijken in de recreatiezaal, de deur gebarricadeerd, het geluid op 42 decibel. Jij zat met je neus op 10 cm van de tv omdat je lenzenvloeistof op was en je zonder je lenzen niets zag. Ik zag meer van je achterhoofd dan van de cartoon, maar dat maakte me niet uit. Ik hoefde niet over mezelf te praten. Te midden van de herrie was het stil.

Op een dag gooide je een pak yoghurt naar een door iedereen gehate medepatiënte en je raakte haar. Je weigerde je excuses aan te bieden en werd, zoals je het zelf noemde, “oneervol ontslagen”. In de periode daarna zag ik je nog een paar keer, in steeds grotere mate van ontsporing. De laatste keer dat we elkaar zagen, kregen we ruzie. Jij wilde bij het Vreemdelingenlegioen, ik vond het een belachelijk idee, jij zwaaide de aanmeldingsbrief voor mijn neus, ik greep hem, jij greep mijn pols en kneep. Hard. Terwijl ik wegliep, schreeuwde je me na dat ik terug zou komen, dat ik niet zonder je kon, dat we samen zelfmoord konden plegen. “Just say the word!”. De wilskracht waarmee ik mezelf in die dagen fysiek afbeulde, kwam me goed van pas: ik heb je nooit meer opgezocht of gebeld. ‘s Nachts fietste ik langs je etage en ik was altijd opgelucht als er licht brandde. Op een gegeven moment stond je etage leeg en was je verdwenen.

In de jaren daarna heb ik me met enige regelmaat afgevraagd wat er van je geworden is. Je bleek onvindbaar en op een gegeven moment begon ik er zelfs aan te twijfelen of je wel echt bestaan had. Drie weken geleden, toen ik weer eens niet kon slapen, typte ik je volledige naam in in het zoekvakje. Ik kreeg één resultaat.

4 opmerkingen:

swan zei

En En En? *puntje van stoel zit* Wat doet ie, waar is ie en leeft ie nog?

Marieke zei

Wat schrijf jij mooi. Dank aan de #blogrevival dat ik je blog gevonden heb.

Emma van Castricum zei

@ Swan: soms is het niet-weten mooier dan het wel-weten.

Emma van Castricum zei

@ Marieke: dank je.