Na het lezen van de 10 bladzijden ellende die ik cynisch “Biografie van mijn Leed” getiteld had, zuchtte de therapeute diep. “Mag ik wat voorlezen?” vroeg ze. “Natuurlijk”, zei ik.
Plechtiger dan ik het ooit bedoeld had las ze “…het voelt alsof ik, voor de zoveelste keer in mijn leven, knock out geslagen ben. En ik wil best voor de zoveelste keer opstaan, maar dan alleen maar om de ring uit te lopen. Ik ben klaar met vechten. Ik doe het niet meer.”
Ze zuchtte nogmaals en zei: “Hoe je dat geschreven hebt! Ik ben diep onder de indruk!” “Jahaa, schrijven kan ze wel”, zei ik wat sarcastisch, want complimenten (zeker over dit soort dramatische effectschrijverij) maken mij wat kriegel. “Schrijven kan ze zéker!”zei de therapeute, mijn sarcasme negerend. “Leven kan ze niet” was mijn tegenbod. “Dat weet ik nog niet zo zeker” zei de therapeute, “je bent er nog steeds”.
Daar had ze een punt.
Toch wilde ik het laatste woord hebben: “Leven kan ze niet. Maar schrijven kan ze wel”. “Dat is in ieder geval een goed begin!” zei de therapeute en plande de volgende afspraak.
FIN
(pour le moment)
(pour le moment)